20 augustus 2025 in ICT & Privacy door Mr. Drs. J.C. (Jan-Kees) Karels

Dochter hoeft niet mee te werken aan DNA-onderzoek om vaderschap vast te stellen

ICT & Privacy

Een man beweert de verwekker te zijn van een dochter. Hij eist dat het kind meewerkt aan een DNA-onderzoek. Van het gerechtshof hoeft dat niet.

Een man heeft een affectieve relatie gehad met een vrouw. Die vrouw krijgt een kind, maar ten tijde van de geboorte had zij een geregistreerd partnerschap met een andere man die een jaar later overleed. Die man heeft het kind niet erkend en op de geboorteakte staat geen vader vermeld. De (eerste) man heeft gedurende langere tijd deel uitgemaakt van het leven van het kind. Hij vraagt de rechtbank om vervangende toestemming voor erkenning van het kind (een meisje) en dat er een zorg- en omgangsregeling wordt vastgelegd. Als de rechtbank dit afwijst, gaat de man in hoger beroep bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Daar stelt hij dat het meisje moet meewerken aan een DNA-onderzoek, op straffe van een dwangsom. De man beroept zich op het recht op de bescherming van zijn privéleven en familieleven. De moeder verzet zich tegen dit alles.

Toestemming

In het Burgerlijk Wetboek staat dat een verwekker die het kind wil erkennen toestemming van de moeder nodig heeft. Ontbreekt dat, dan kan de rechter vervangende toestemming verlenen. Dit kan echter niet als dit de belangen van de moeder bij een ongestoorde verhouding met het kind schaadt of als een evenwichtige sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van het kind in het gedrang komen. In deze zaak had het meisje (inmiddels 16 jaar) ook geen toestemming verleend voor erkenning. Zij zegt geen belang te hebben bij het verkrijgen van duidelijkheid over haar afstamming en haar genetische achtergrond. Ze wil niet meewerken aan het DNA-onderzoek.

Afstamming

Het hof is van oordeel dat het kind zelf een afweging mag en kan maken. Nu zij 16 is, is haar mening van groot belang. Uit de grote weerstand van het kind tegen erkenning concludeert het hof dat de sociaalpsychologische en emotionele ontwikkeling van het kind in het gedrang komen indien de man vervangende toestemming krijgt voor erkenning. Het kind kan, als zij ouder is, alsnog op eigen initiatief meer over haar afstamming te weten komen als zij daar dan behoefte aan heeft.

Belang van het kind

Ook heeft de man onvoldoende onderbouwd waarom zijn belang om duidelijkheid te verkrijgen over de afstamming zwaarder weegt dan het belang van het kind om niet te willen weten van wie zij afstamt. Het hof oordeelt dat het belang van het kind zwaarder weegt. De man heeft immers gesteld slechts omgang met het kind te willen als blijkt dat hij de biologische vader is. Het gaat hem dus niet zozeer om het herstel van het contact met het kind, maar vooral om het verkrijgen van duidelijkheid over de biologische verwantschap.

Geen omgang

De man krijgt geen vervangende toestemming om het kind te erkennen. Zelfs als hij de biologische vader is, heeft hij geen recht op omgang, omdat de dochter daar ernstige bezwaren tegen heeft. Onder die omstandigheden hoeft de dochter ook niet mee te werken aan het DNA-onderzoek.

ECLI:NL:GHARL:2025:4812

Dochter hoeft niet mee te werken aan DNA-onderzoek om vaderschap vast te stellen

Mr. Drs. J.C. (Jan-Kees) Karels
Advocaat


Stuur een mail 0342 491 028