Een gescheiden stel twist over de vraag waar hun jonge zoon naar school moet. De rechter komt er niet uit en laat het lot beslissen: hij gooit een muntje op. Onacceptabel zegt het gerechtshof – maar laat de beslissing wel in stand.
Een stel heeft een jonge zoon, beide ouders oefenen gezamenlijk het gezag over hem uit. De ouders zijn gescheiden, het jongetje heeft zijn hoofdverblijfplaats bij de moeder, zo staat in de echtscheidingsbeschikking. De ouders hadden dit liever anders gezien: ze vervullen als co-ouders een gelijkwaardige rol en wilden eigenlijk niet dat de rechter de hoofdverblijfplaats van het kind bij één van hen vaststelde. In het ouderschapsplan staat dat zij gezamenlijk een keuze maken voor een (type) school waar de zoon naartoe gaat.
Muntje
Over de hoofdverblijfplaats en de school ontstond tussen de ouders een geschil, waarover de rechtbank Midden-Nederland in eerste aanleg oordeelde. Volgens de moeder ging dat niet goed: de rechter gooide, in het bijzijn van de griffier, een muntje op om te bepalen in welke plaats het kind naar de basisschool zal gaan en, als gevolg daarvan, bij wie hij zijn hoofdverblijfplaats zal hebben. Dat heeft het lot dus bepaald.
Onaanvaardbaar
De moeder gaat in hoger beroep tegen de beschikking van de rechtbank bij het gerechtshof Arnhem-Leeuwarden. Ook vraagt ze het hof de beschikking van de rechtbank te schorsen. Naar die schorsing kijkt het hof eerst. Daarbij stelt het hof voorop dat het nemen van een beslissing op basis van het opgooien van een muntje volstrekt onaanvaardbaar is. Een dergelijke handelswijze past niet in het rechtssysteem waarin het belang van een kind voorop dient te staan. Maar het hof ziet ook dat het op dit moment goed gaat met de zoon en dat hij inmiddels – met plezier – naar die school gaat. Hij is gewend aan het schoolritme en hij doet het daar goed. Het hof is het met de Raad voor de Kinderbescherming eens dat de schoolgang belangrijk is voor de zoon, ook al is hij nog niet leerplichtig. Een schorsing van de beschikking van de rechter en herleving van de ‘oude’ co-ouderschapsregeling (wat de moeder wilde) zou betekenen dat het kind niet meer naar school zal (kunnen) gaan.
Belang van het kind
Volgens het hof – en ook volgens de Raad – heeft dit een grote impact op de zoon en dit is niet in zijn belang. De herleving van de oude situatie zal niet duurzaam zijn vanwege de toekomstig verplichte schoolgang en grote afstand tussen de woonplaatsen van de ouders. In het belang van het kind moet de huidige situatie worden gewaarborgd, totdat er door het hof in het hoger beroep van de vrouw een definitieve beslissing is genomen. Ook al werd het lot van het kind beslist door een muntje, vooralsnog is dat het beste voor hem.
